voorhebben
voorhebben (had voor, voorgehad)
- | iets voorhebben, iets meemaken, iets ondervinden |
- | zoiets heb ik nog nooit voorgehad, dat is mij nog niet overkomen |
Het is hier een gekkenhuis. Ons stadje wordt overspoeld door de media. Zoiets hebben we nog nooit voorgehad. - BvL, 22-04-1999
- | het goed/slecht voorhebben, het goed/mis hebben, het bij het juiste/verkeerde eind hebben |
- | als ik het goed voorheb, als ik het goed heb, als ik me niet vergis |
Als ik het goed voorheb heeft Knokke de jongste zes jaar niet gewonnen tegen Blankenberge, wel daar willen we nu verandering in brengen. - LN, 18-10-2002