Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende voituur, voiture voituur, voiture (de) •auto, wagen Als je vijfentwintig bent, wil je een status opbouwen: een chic huis, een zwembad en een grote voituur. Pas later zie je in dat [pagina 368] [p. 368]dat je niet noodzakelijk gelukkiger maakt. - DS, 02-11-2002 •rijtuig •kinderwagen Vorige Volgende