vlieger
vlieger (de, -s)
• | in België ook: vliegtuig |
Thuisblijven, dat is een passie van mij. Ik vind het altijd ambetant als ik ergens naartoe moet. En zeker met een vlieger, ik ben dan bang dat we tegen een of ander torengebouw zullen vliegen. - Ché, november 2002
|
|