varen
varen (vaarde, gevaren)
• | in België ook: vreemd, onwennig voorkomen, slecht bevallen |
- | dat zal u varen, dat zal u niet meevallen |
- | we zijn goed gevaren, we zijn goed ontvangen of we zijn er beter van geworden |
De Kempen zijn goed gevaren bij het ministerschap van Frans Van Mechelen en Jos Dupré. - GvA, 06-06-2002
|
|