tweezak
tweezak (de, -ken)
• | onbetrouwbaar, dubbelhartig persoon, opportunist |
Ik vind dat een tweezak. Die kerel zegt mij dat hij me absoluut wil. Je gaat daarop in, maar na korte tijd was het al: ‘Het is toch nog niet wat ik echt wil’. - LN, 04-03-2000
|
|