Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende tut, tutter tut (de, -ten), tutter (de, -s) •fopspeen Ze moest weten wat de Sint met de tutter van haar zusje zou doen, indien ze het aan hem zou afgeven. - HN, 03-12-2001 Vorige Volgende