trot
trot
- | op trot zijn, op pad zijn, op weg zijn |
Een op hol geslagen paard dat in een zwembad duikelt, een Vietnamees hangbuikzwijn dat een maand op trot gaat, een heuse Bremer-muzikantenstoet bestaande uit een schaap en twee koeien: allen kwamen uitgebreid aan bod. - LN, 26-12-2002
- | het is nog een hele/goeie trot, het is nog een heel eind, het is toch een flink stuk |
|
|