triestig
triestig (bn. en bw.)
• | bedroefd, verdrietig, treurig, somber van personen |
Het kind is zo triestig dat het een zee van tranen huilt. - HN, 14-03-2003
• | betreurenswaardig, ontmoedigend, ongelukkig van zaken |
Pijnlijk, die knie, maar die nieuwe nederlaag is dat nog veel meer. Dit is een triestig seizoen voor Westerlo. - LN, 11-03-2003
Elke keer als ik dat verhaal aan mijn zoontje voorlees, zegt hij me dat het niet zo triestig mag eindigen. En toch wil hij het verhaal telkens weer horen. Merkwaardig, misschien, alhoewel. Zo'n intens verlangen naar triestigheid kent een volwassene natuurlijk ook. - DM, 30-10-2002
|
|