stroppen
stroppen (stropte, gestropt)
• | dichtsnoeren, met touw dichthalen, strikken |
• | blijven steken, vastlopen |
- | de zaken stroppen, de zaken lopen vast |
Als daar forse taal wordt gesproken, dreigen de onderhandelingen opnieuw te stroppen. - LN, 29-03-2003
• | afzetten, te veel doen betalen |