Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende sjiek sjiek (de, -en) •kauwgom •tabakspruim Ik vond het niet erg toen we met het café stopten. Iedereen spuwde zijn (tabak)-sjieken toch maar op de grond en ik moest dat opkuisen. - HN, 27-07-2002 Vorige Volgende