saus
saus (de, -en)
in België ook:
• | jus, vleesnat |
• | aframmeling, flink pak slaag |
- | iemand zijn saus geven, iemand op zijn donder geven |
De mensen kwamen buiten, en die vrouwkes fluisterden: Goed manneke, je hebt dat goed gedaan, je hebt ze goed hun saus gegeven. - LN, 26-06-1999
- | zijn saus krijgen, op zijn donder krijgen |
‘Er waren gisteren na de match twee fanfares in de kleedkamers. In de onze die van onze supporters om ons een ode te brengen, maar in de kleedkamer van Roeselare hoorden we alleen heel veel lawaai uit de trompet van Dominique xxx. Ze hebben daar hun saus gekregen,’ kan Jürgen xxx grinniken. - DM, 23-04-1999
|
|