prangen
prangen (prangde, geprangd)
• | drukken, duwen, dringen |
• | knellen, knijpen, klemmen, omklemmen |
Er komt geen verplichting om uit de kluiten gewassen jongens en meisjes van twaalf jaar op de achterbank van de auto in een kinderzitje te prangen. Dat verzekert minister van Mobiliteit Isabelle Durant. - LN, 23-01-2003