pollepel
pollepel (de, -s)
• | in België ook: soeplepel, lepel om soep op te scheppen [in Nederland: houten keukenlepel, roerlepel] |
- | de pollepel zwaaien, de baas zijn |
De nieuwe grootkeuken van de Antwerpse gevangenis dateert van 1999. Chef-kok Sven Baele zwaait er de pollepel. Dagelijks levert de keuken vijf- à zeshonderd warme maaltijden af. - HN, 03-02-2002
|
|