poesjenel
poesjenel (de, -len)
• | hansworst, marionet ook <fig.> |
Ik lag daarover te dubben en toen herinnerde ik me een aantal spotliederen van thuis. En ik besloot om een satirisch lied in die Antwerpse stijl te maken. In het eerste nam de Neus, een beruchte poesjenel, het woord. Het tweede was het ‘Lied van de Lange Wapper’ - dat Vlaams beeld dat aan het Steen staat. - DM, 18-01-2003
|
|