poes
poes (de, poezen)
- | niet van de poes zijn, niet voor de poes zijn, niet mis zijn |
‘Ik mikte wel op een podiumplaats maar een overwinning had ik niet meteen verwacht’, zegt hij. ‘Ik ben nog in volle voorbereiding op het nieuwe seizoen dat pas in april van start gaat. En de concurrentie was toch ook niet van de poes. Blijkbaar had ik zondag heel goede benen. Mooi meegenomen natuurlijk vooral ook omdat ik voor eigen volk reed.’ - LN, 26-02-2003
|
|