poep
poep (de, -en)
• | achterste, achterwerk, billen, bips |
- | iemand op zijn poep geven, iemand een pak voor zijn billen geven |
‘Johan durft al wel eens zijn hand gebruiken’, zegt Anja. ‘Hen een klets op de poep geven. Ik ben daar tegen. Bij mij lukt dat op een andere manier. Hoewel het met Laura soms echt de spuigaten uitloopt. Dan moéten we haar wel in de kelder zetten.’ - LN, 18-07-2001
|
|