Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende piet, pietje piet (de, -en), pietje (het, -s) •penis, mannelijk lid -iemand bij zijn pietje hebben, iemand erin luizen, iemand beetnemen -(veel) piet hebben, veel geluk hebben Vorige Volgende