Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende perelaar perelaar (de, -s) •perenboom Mijn vader plantte in 1940 een perelaar met ruwe schors, dikke, ronde, sappige peren met donkergroene schil en bruine spikkels. - GvA, 04-01-2003 Vorige Volgende