peer
peer
- | iemand een peer stoven, iemand een poets bakken, iemand een kool stoven |
‘Eén van die kerels wilde ons nog eens een peer stoven en had de poort opzettelijk op slot gedaan’, zegt De Forsche. ‘De politie is ons komen bevrijden.’ - LN, 29-03-2003
• | klap, slag, oorveeg, muilpeer |
- | iemand een peer (om zijn oren) geven, iemand een klap geven |
• | hoofd, snuit, bol |
- | het hoog in zijn peer hebben, het hoog in zijn bol hebben |
• | sufferd, sul, sukkel |
|
|