paswerker
paswerker (de, -s)
• | bankwerker, iemand die metaal bewerkt aan een draaibank |
Ik had in de eerste linie meegevochten tijdens de achttiendaagse veldtocht en daarna drie weken in een krijgsgevangenkamp doorgebracht. Zo had ik ervaring uit de eerste hand met wapens en oorlog voeren. Daarna kon ik als paswerker aan de slag in de Gentse fabriek Carels, waar wij wapens moesten maken voor de Duitsers. - HN, 29-04-2002
|
|