Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende opblinken opblinken (blonk op, opgeblonken) •oppoetsen En de trotse eigenaars van de bolides... die hadden de handen vol met opblinken en kuisen na elke zoveelste regenbui. - LN, 22-07-2002 Vorige Volgende