Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende onverstoord onverstoord (bn. en bw.) •ongestoord, onverstoorbaar Het handvol dagjesmensen uit de naburige dorpen vindt het best, ze verorberen onverstoord de rest van hun picknick. - DM, 10-08-2002 Vorige Volgende