Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende niewaard, nieweerd niewaard, nieweerd (de, -en) •nietsnut ‘Ge zit bij Lydie buiten. Voorgoed, gij vuile nieweerd’, schreeuwde ze. - LN, 07-03-2000 Vorige Volgende