nek
nek (de, -ken)
- | een dikke nek, verwaand persoon, die het hoog in de bol heeft |
Steels blijft met zijn voeten op de grond, het is geen dikke nek en dat siert hem. - HV, 02-07-2002
- | een dikke nek hebben, verwaand zijn, het hoog in de bol hebben |
Dit is mijn 29ste Tour. Toen ik er tien gevolgd had, zei iedereen dat ik snel een dikke nek zou hebben en op iedereen zou neerkijken. Het tegendeel is waar. Van jaar tot jaar houd ik meer van de Tour en druk ik voor en na meer handen. - GvA, 16-07-2002
- | zich de nek breken om iets te bereiken, uiterste moeite doen |
|
|