naam
naam (de, namen)
- | het heeft geen naam, het is ongehoord, het is schandalig |
- | zijn naam zetten onder, ondertekenen, tekenen |
- | zijn naam kunnen zetten, kunnen schrijven |
- | met name, in België vaak: namelijk, onder andere [in Nederland: voornamelijk, in het bijzonder] |
Een paar dagen geleden las ik dat alle manuscripten, brieven, tekeningen en tabaksdozen van onze volksschrijver Louis-Paul Boon nu eindelijk zijn samengebracht in één enkel museum, met name het AMVC in de Minderbroedersstraat. - GvA, 15-05-2002
|
|