mottig
mottig (bn. en bw.)
• | misselijk, onpasselijk, ongesteld, duizelig |
Het zijn niet alleen de Belgische voetbalsupporters die zich mottig voelen als ze in Tokyo voet aan de grond zetten. - HN, 02-07-2002
• | vuil, vies, smerig, lelijk |
Hun debuut dateert ongeveer van twee jaar geleden. Toen, tijdens een eerste interview, stelde zanger Cedric dat hij een cd opnemen maar mottig vond. - BvL, 11-07-2002
|
|