mot
mot (de, -ten)
• | slag, klap, oorveeg |
- | motten geven, een pak slaag, een pak rammel |
- | iets in de mot hebben, in de gaten, in de smiezen |
- | iemand in de mot hebben, iemand doorhebben |
- | iemand in de mot houden, in de gaten, in het oog houden |
Ook van wie de foto's zijn en uit welke orderzak ze komen, wordt bij Spector nauwkeurig in de mot gehouden. - DM, 04-09-2002
|
|