Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende monkelen monkelen (monkelde, gemonkeld) •glimlachen, lachen •grijnzen, gnuiven Sta ik weer met mijn mond vol tanden. Of moet ik monkelen en zeggen: ‘Zijn er dan ook Vuile of Lelijke Letteren?’ - DS, 13-06-2002 •mompelen, neuriën Vorige Volgende