malheur
malheur (de, -s)
• | ongeluk, gebrek, tegenslag, ellende, last |
Het derde malheur dat cafés volgens Gonissen zou nopen tot sluiten, de nieuwe regeling op de caféspelen, vindt De Bauw een holle stelling. - DM, 31-07-2002
- | per malheur, toevallig, per ongeluk |
- | een malheur doen, een ongeluk begaan |
|
|