maar
maar
• | in België niet alleen als tegenstellend of beperkend voegwoord |
- | het is maar dat ik nog niet gegeten heb, het is alleen zo dat ik nog niet gegeten heb |
- | als het maar dát is, als dat alles is |
- | maar natuurlijk, ja natuurlijk |
- | maar ja hè, welja |
- | maar nee hè, welnee |
|
|