lunapark
lunapark (het, -en)
• | in België ook: speelhal, zaak met speelautomaten |
Ze beginnen met de verbouwing van het brandweergebouw, investeren zo'n twintig miljoen frank en maken er een luxueus en treffend lunapark van dat alles heeft van de aantrekkingskracht die van een kansspelinrichting uitgaat. - HN, 01-08-2002
|
|