koek
koek
- | koek van één deeg zijn, één pot nat zijn |
- | het is koek en deeg tussen hen, het is koek en ei tussen hen |
- | drie dagen koeken geven/krijgen, <militair> een lichte straf, arrest of corvee geven/krijgen |
Wie daar werd betrapt, kon rekenen op minstens acht dagen ‘koeken’ - DS, 17-08-2002
|
|