kap
kap (de, -pen)
• | capuchon |
- | op iemands kap leven/eten/drinken, op iemands kosten leven/eten/drinken |
Hij haalde meteen ook uit naar de Vlaamse politici: ze stellen de Walen voor als steuntrekkers die op de kap leven van de Vlamingen, ze plaatsen de solidariteits-mechanismen op de helling en stellen zich arrogant op tegenover Brussel, waar ze de exclusieve hoofdstad van Vlaanderen van zouden willen maken. - FET, 18-10-1996
- | onder de kap fezelen, in het geniep fluisteren |
- | op iemands kap zitten, iemand met woorden of daden benadelen |
|
|