Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende jeansvest jeansvest (het, -en) •spijkerjack Hij was gekleed in een lichtgekleurde jeansbroek met lichte slijtageplekken op de knieën. Daarop droeg hij een korte blauwe jeansvest. Op zijn hoofd droeg hij een donkerblauw petje met de klep naar voor. - HLN, 01-02-2003 Vorige Volgende