Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Jan Jan -de (grote) Jan uithangen, de grote meneer spelen, veel drukte maken -Jan en (klein) Pier(ke), iedereen, Jan, Piet en Klaas -van zijn Jan maken, misbaar maken, veel noten op zijn zang hebben ➔pas Vorige Volgende