hart(en)vreter
hart(en)vreter (de, -s)
• | egoïst, onaangenaam iemand |
Wekelijks word ik uitgescholden voor hartvreter, dief, bemoeial, aftroggelaar... Vorige week riep een kerel door de bus of ik slaag moest hebben toen ik mijn hand omhoogstak naar de omroepradio om bijstand te vragen. - GvA, 28-02-2001
|
|