haas
haas
- | niet van een haas gemaakt zijn, niet vlug zijn |
- | haas gegeten hebben, haast hebben |
- | van kromme haas gebaren, zich van de domme houden, doen of je nergens van weet |
Eén van de kinderen uit de buurt had een ruit ingegooid. Ze gebaarden allemaal van kromme haas, dus moest ik verscheidene keren vragen: Wie heeft da gedaan? - HV, 23-02-2002
|
|