gaan
gaan
• | in België vaak voor: lopen, wandelen |
- | Jantje kan al gaan, Jantje kan al lopen |
• | in België vaak gebruikt als hulpwerkwoord voor de toekomstige tijd: zullen |
• | in België soms dubbel gebruikt: ik ga gaan zwemmen, ik ga zwemmen |
- | naar de veertig, vijftig, zestig enz. gaan, tegen de veertig, vijftig, zestig enz. lopen |
Het aantal hulpagenten moet ook naar de vijftig gaan. - HN, 16-01-2003
- | bij iemand gaan, naar iemand gaan om hem te bezoeken |
- | hij gaat voor dokter/leraar enz., hij studeert voor dokter/leraar enz. |
|
|