Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende frul frul (de, -len) •lintje, strikje Hoe meer fantasie, hoe liever. Ruches, zeg maar gerust frullen, en smok zetten een modieus, vrouwelijk en feestelijk beeld neer. Zesmaal frul en franje, telkens anders. - HN, 11-01-2003 •prul •sul Vorige Volgende