Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende flik flik (de, -ken) •politieagent, smeris En dan ontstaan er wel eens intermenselijke brandjes die ik moet blussen. Dan vormen zich altijd twee groepen. Eentje tegen mij. Die vragen zich luidkeels af ‘waarom die flik zich komt moeien.’ - HV, 02-07-2002 Vorige Volgende