draaiing, draai(e)nis
draaiing (de, -en), draai(e)nis (de, -sen)
Toen de ziekenbroeders arriveerden, klaagden al enkele tientallen mensen over hoofdpijn, draainissen en misselijkheid. - HN, 25-02-2002
- | draaiingen/draainissen hebben, draaierig zijn, duizelig zijn |