doen
doen
- | overuren doen, overuren maken |
Ze moeten soms overuren doen en velen hebben een gezin, zodat ze al eens niet naar de les kunnen komen. - HN, 19-03-2001
- | een wandeling doen, een wandeling maken |
- | een eed doen, een eed afleggen |
- | zijn studies doen, studeren |
- | 160 km (per uur) doen, 160 km (per uur) rijden |
- | een aanhouding doen, arresteren |
- | een hartinfarct doen, een hartinfarct krijgen |
- | iemand naar huis/school enz. doen, iemand naar huis/school enz. brengen |
- | zich (niet) laten doen, (niet) met zich laten sollen |
- | er is geen doen aan, er is geen beginnen aan |
➔ | dooddoen, vandoen |
|
|