categoriek
categoriek (bn. en bw.)
• | categorisch, vastbesloten, stellig |
‘Tot hier en niet verder,’ zei Jef categoriek tegen zichzelf. Hij parkeerde zijn fiets in de droge gracht, zette zich ruggelings tegen de berm en sliep in één stuk door tot de ochtend. - BvL, 23-07-2002
|
|