Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende bic bic (de, -s & -ken) •balpen Wij liepen op een ochtend naar het schoolgebouw en mijn zusje liep voor mij. Ze had op haar tas met een bic, heel stoer voor haar acht jaar, ‘love and peas’ geschreven! - DM, 19-03-2003 Vorige Volgende