belet
belet
- | geen belet?, stoor ik niet?, kom ik niet ongelegen? |
- | belet zijn, verhinderd zijn |
De schepen van Ruimtelijke Ordening is om beroepsbezigheden als dokter tijdelijk belet zijn functie als schepen uit te voeren en laat zich vervangen door Etienne xxx (SP.A). - LN, 06-03-2003
|
|