beenhard
beenhard (bn.)
• | keihard, bikkelhard, meedogenloos |
De Museeuws van deze wereld zijn evenzeer beenhard voor zichzelf: met de kop tussen de schouders, de handen in de beugel en de blik op oneindig ploegen zij verder, ‘tot zij niet meer weten van welke parochie ze zijn’, dixit Schotte. - DS, 08-04-2003
|
|