bangelijk
bangelijk (bn. en bw.)
• | geweldig, fantastisch, verschrikkelijk [afhankelijk van de context] |
- | een bangelijk optreden, een heel goed/heel slecht optreden |
• | versterkend bijwoord: heel, erg |
- | dat is bangelijk goed gedaan, dat is geweldig goed gedaan |
|
|