arrangeren
arrangeren (arrangeerde, gearrangeerd)
• | regelen, opknappen, repareren |
- | een zaak/kwestie arrangeren, een zaak/kwestie regelen, in orde brengen |
De nachtvluchten worden misschien het lastigste dossier dat paars-groen nog vóór de verkiezingen moet arrangeren. - GvA, 15-01-2003