archi-
archi- (voorvoegsel)
• | versterkend: heel, erg, buitengewoon |
- | archi-lelijk, aartslelijk |
De historische, soms archi-lelijke tekeningen zijn van de hand van Duitse kunstenaars uit de 19de en het begin van de 20ste eeuw. - HN, 25-01-2003
- | archi-slecht, buitengewoon slecht |
|
|