Vlaams-Nederlands woordenboek(2004)–Peter Bakema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende accordeondeur accordeondeur (de, -en) •schuifdeur, harmonicadeur Nog niet bedaard drong hij vervolgens midden in de nacht de woning van Hans C. in de Beukenlaan binnen en vernielde er een kader, tafel, kast en accordeondeur. - LN, 17-09-2002 Vorige Volgende